Lang geleden maakten plaatselijke brouwers hun bieren met gruit in plaats van hop. Toen Duitse handelaren gehopt bier naar de stad brachten, was het meteen een hit, maar niet bij de plaatselijke graaf die belasting kreeg over het gruitbier, maar niet over het gehopte bier. Hij probeerde de import van gehopt bier te stoppen, maar na twee jaar gaf hij toe.
Hij voerde de import weer in en gaf de stad Amsterdam de rechten om het bier in de rest van het land en Vlaanderen te distribueren. Hierdoor werd Amsterdam het centrum van de Nederlandse bierdistributie. Terwijl de bierhandel bloeide, werd Amsterdam ook een wereldhandelshaven.
Later kregen verschillende lokale brouwerijen internationaal succes, zoals Heineken. Tegelijkertijd begonnen kleinere lokale brouwers te experimenteren met verschillende stijlen, wat de weg vrijmaakte voor de ambachtelijke biercultuur die vandaag de dag floreert.